
Jurisprudentie
AW2284
Datum uitspraak2006-04-19
Datum gepubliceerd2006-04-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507750/1, 200507751/1 en 200507753/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-04-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507750/1, 200507751/1 en 200507753/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
200507750/1: Bij besluit van 7 januari 2005, kenmerk NL 114031, heeft verweerder geen bezwaar gemaakt tegen het voornemen van de rechtspersoon naar Belgisch recht "Edelchemie België bvba" (hierna: Edelchemie België) om, met gebruikmaking van de procedure als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993, betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (hierna: de Verordening), 2.000.000 kg fotografisch afval (bleek- en bleekfixeervloeistof) uit te voeren naar België.
Uitspraak
200507750/1, 200507751/1 en 200507753/1.
Datum uitspraak: 19 april 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in de gedingen tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Argentia B.V.", thans "Remondis Argentia B.V.", gevestigd te Moerdijk,
appellante,
en
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1. Procesverloop
200507750/1: Bij besluit van 7 januari 2005, kenmerk NL 114031, heeft verweerder geen bezwaar gemaakt tegen het voornemen van de rechtspersoon naar Belgisch recht "Edelchemie België bvba" (hierna: Edelchemie België) om, met gebruikmaking van de procedure als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993, betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (hierna: de Verordening), 2.000.000 kg fotografisch afval (bleek- en bleekfixeervloeistof) uit te voeren naar België.
Bij besluit van 25 juli 2005, kenmerk JZ 2005-32853, verzonden op 28 juli 2005, heeft verweerder het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
200507751/1
Bij besluit van 1 maart 2005, kenmerk NL 110944, heeft verweerder geen bezwaar gemaakt tegen het voornemen van Edelchemie België om, met gebruikmaking van de procedure als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Verordening, 2.000.000 kg fotografisch afval (fixeervloeistof en bleek- en bleekfixeervloeistof) uit te voeren naar België.
Bij besluit van 25 juli 2005, kenmerk JZ 2005-32859, verzonden op 28 juli 2005, heeft verweerder het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
200507753/1
Bij besluit van 21 januari 2005, kenmerk NL 110945, heeft verweerder geen bezwaar gemaakt tegen het voornemen van Edelchemie België om, met gebruikmaking van de procedure als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Verordening, 1.000.000 kg fotografisch afval (ontwikkelvloeistof en activatoroplossing op basis van water) uit te voeren naar België.
Bij besluit van 25 juli 2005, kenmerk JZ 2005-32852, verzonden op 28 juli 2005, heeft verweerder het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde besluiten op bezwaar heeft appellante bij brief van 2 september 2005, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op diezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 3 oktober 2005.
Bij brief van 31 oktober 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. R.G.J. Laan, advocaat te Hoorn, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.A.G. Welschen, ambtenaar van het ministerie, en J.E. den Hartog-van 't Zelfde, werkzaam bij SenterNovem, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Verweerder heeft aan de bestreden besluiten de overweging ten grondslag gelegd dat appellante niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. Volgens verweerder wordt appellante niet rechtstreeks getroffen door de verleende toestemming voor uitvoer naar België. De verwachting dat het fotografisch afval, bij een verbod tot overbrenging daarvan naar het buitenland, aan het bedrijf van appellante wordt aangeboden, is niet voldoende om te spreken van een persoonlijk belang dat rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit, aldus verweerder. Bovendien zijn er in Nederland naast het bedrijf van appellante nog andere bedrijven die fotografisch afval kunnen inzamelen en verwerken, zodat het volgens verweerder niet zeker is dat de onderhavige afvalstoffen aan appellante zouden worden aangeboden.
2.2. Appellante betoogt dat zij door de besluiten van verweerder waarbij uitvoer naar België wordt toegestaan, rechtstreeks in haar belang wordt getroffen. Zij voert aan dat de markt voor de verwerking van fotografisch afval in Nederland klein is; enkele partijen bedienen een beperkt aantal cliënten. Volgens appellante bedient haar bedrijf een aantal van de bedrijven die ook zijn vermeld op de door Edelchemie België bij de kennisgevingen overgelegde lijst van bedrijven waar fotografisch afval wordt ingezameld, zodat zij in die zin feitelijke greep heeft op de onderhavige afvalstromen. Appellante voert verder aan dat het zich niet verdraagt met de Verordening dat Edelchemie België zowel als kennisgever als ontvanger optreedt. Volgens haar worden door deze constructie de mogelijkheden tot handhaving en controle gefrustreerd, zodat zij ook in zoverre in haar marktpositie wordt geschaad.
2.3. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.4. De Afdeling stelt vast dat het bestreden besluit inhoudt dat de Staatssecretaris geen bezwaar heeft tegen de uitvoer van de in betreffende kennisgevingen genoemde hoeveelheden afvalstoffen. Het gevolg hiervan is dat de in België gevestigde kennisgever zich kan bewegen op de Nederlandse markt voor fotografisch afval. De Afdeling is gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een recht dan wel feitelijke greep zou hebben op de afvalstoffen indien export naar België niet wordt toegestaan. De enkele verwachting dat de betrokken stromen afvalstoffen in die situatie aan appellante zouden worden aangeboden, biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat de marktpositie van appellante in die mate wordt verbijzonderd dat haar belang rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit. Dit geldt te meer nu er, blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting, naast appellante in de Nederlandse markt nog andere bedrijven zijn die fotografisch afval als het onderhavige inzamelen en verwerken. In dit verband is mede van belang dat appellante geen bewijs heeft ingebracht waaruit blijkt dat zij als enige de bedrijven bedient die op voornoemde lijst van Edelchemie België staan vermeld. Voorts valt niet in te zien dat appellante door de omstandigheden dat Edelchemie België zowel als kennisgever als ontvanger optreedt en dat deze constructie zich, zoals zij stelt, niet zou verdragen met de Verordening rechtstreeks in haar belang zou worden getroffen.
Verweerder heeft appellante terecht niet als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangemerkt en terecht haar niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaren.
2.5. De beroepen zijn ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. P.C.E. van Wijmen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Hardeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2006
312-431.